Het Nakba-narratief is het grootste obstakel voor vrede in het Midden-Oosten.


Historicus Martien Pennings duikt in het Nakbaverhaal dat Belgische NGO's en academici en Israëlbasher alom in hun eindeloze riedelreeksen van laster en leugens, onnauwkeurigheden tot en met regelrechte leugens blijven herhalen. Pennings is de auteur van "Israël bestaat en is de meest legitieme natie ter wereld". 

Pennings schrijft over deze Nakba-onzin dat Sol Stern in  in 2010 een fundamenteel opstel schreef onder de titel “The Nakba Obsession: The Palestinian national narrative is the biggest obstacle to peace in the Middle East”. Dat  artikel legt in kort bestek een aantal leugens bloot legt waarop het heersende narratief van “de Palestijnen” en de mainstream Westerse pers minstens sinds de “oliecrisis” van 1973 is gebaseerd. Hieronder volgt een interpreterende en kritische samenvatting van mijn hand (zei hij deftig). De links die in mijn samenvatting te vinden zijn, komen allemaal van mij" aldus Martien Pennings die daarna verder gaat met het hierna volgend betoog. 

Neen niet Boris Johnson maar Martien Pennings 
Zoals de titel al zegt, stelt Sol Stern in dit artikel van 2010 dat de Nakba-mythe vrede tussen Israël en “de Palestijnen” onmogelijk maakt. Zelf gebruik ik in plaats van “Palestijnen” altijd de term “Palmaffia’s”, omdat de echte Palestijnen natuurlijk de Joden zijn en om onderscheid te maken tussen de gewone in Palestina wonende Arabieren en hun corrupte leiders die alles in het werk stellen om de Jodenhaat onder hun bevolking gaande te houden. Dat lukt overigens steeds beter, want het percentage “Palestijnen” dat geen enkel compromis met Israël wil, is allang meer dan 50% en stijgende.

De rampetampers

Nakba betekent “ramp”. En elk jaar wordt door de Palmaffia’s op de dag van Israëls onafhankelijkheid de Nakba-met-een-hoofdletter groots herdacht. Stern maakt inderdaad een onderscheid tussen nakba met een kleine letter en Nakba met een hoofdletter, want, zo zegt hij, natuurlijk was het een nakba, een gewone ramp die de Arabieren in Palestina in 1948 trof: tussen 600.000 en 700.000 mensen op de vlucht die terecht kwamen in vluchtelingenkampen in het door Jordanië bezette Samaria-Judea (“de Westelijke Jordaanoever”) in de door Egypte bezette Gazastrook en in Libanon en Syrië.

Maar die ramp was niet groter dan wat in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog veel meer volken trof. Dus de wereld vond het niet bijzonder wat er in Palestina gebeurde. Dat had niets met racisme of kolonialisme te maken. Elf miljoen etnische Duitsers die in Midden- en Oost-Europa woonden waren uit hun huizen verdreven en door het Rode Leger met instemming van het Westen met zoveel geweld naar Duitsland gedreven dat er naar schatting 2 miljoen mensen onderweg omkwamen. Rond dezelfde tijd scheidde islamitisch Pakistan zich af van Hindoeïstisch India: miljoenen Hindoes en Moslims verhuisden van het ene land naar het andere en honderdduizenden kwamen om bij het geweld dat daarmee gepaard ging. Er was in die tijd dus wel meer vluchtelingenleed en op extra sympathie hoefden “de Palestijnen” dan ook niet te rekenen. Integendeel zelfs en dat was vanwege het feit dat hun leider, Grootmoefti Haj Amin al-Husseini, in 40-45 een collaborateur van de nazi’s was geweest. Die oorlog van 1948 was voorts door de Arabieren begonnen. De Joden konden juist wel op extra sympathie rekenen, vooral bij links, want de leiders van het nieuwe Israël waren verklaarde socialisten.

Kortom: de “nakba” was een ramp die indertijd niet opviel tussen de andere rampen, de Arabieren wekten antipathie op en de Joden sympathie. Maar in de loop van de jaren is de nakba-met-een-kleine-letter waarin de Joden de goeien en “de Palestijnen” de kwaaien waren door de gezamenlijke linkse en islamitische propaganda omgetoverd tot een Nakba-met-een-hoofdletter waarin omgekeerd “de Palestijnen” de goeien en de Joden de kwaaien zijn.

Linkse pervertering 

Hoe dat proces van linkse pervertering is verlopen, illustreert Stern aan de hand van de ideologische ommezwaai van I.F. Stone (1907 – 1989), in 1948 een vooraanstaande linkse journalist. Stone is later zeer anti-Israël geworden, maar was aanvankelijk een overtuigde zionist.

This is Israel I.F. Stone (1949)

Stern zegt een boek van Stone te bezitten, getiteld “This Is Israel”, gebaseerd op Stone’s eigen verslaggeving tijdens de Arabisch-Israëlische oorlog van 1948. Het boek is nog moeilijk verkrijgbaar en dus weten weinig mensen tegenwoordig dat Stone lyrisch was over Israël en erop wijst dat in de Arabische legers die in 1948 Israël binnenvielen zich vele nazi-collaborateurs bevonden. Stone citeerde het hoofd van de Arabische Liga, Abdul Rahman Azzam, die in 1948 zei: “Deze oorlog zal een uitroeiings-oorlog zijn en een gedenkwaardig bloedbad waarover gesproken zal worden als over de bloedbaden van de Mongolen en de kruistochten.”

Zelf op de vlucht 

Stone beschreef in“This is Israël” ook hoe de Palestijnse Arabieren uit eigen beweging wegvluchtten, daartoe aangespoord door het voorbeeld van de rijkste families die als eersten gingen en ook op uitdrukkelijk bevel van de grote leider, Moefti van Jeruzalem, Amin al-Husseini.

Het feit dat Stone niet schreef over het vluchtelingenprobleem dat ontstond toen Israël stand hield en de verwachte terugkeer van de Palestijnse Arabieren naar hun huizen onmogelijk werd. Stone, meent Stern, ging er natuurlijk toen nog vanuit dat de Arabische landen waarheen de Palestijnse vluchtelingen waren verhuisd, hen uiteindelijk als volwaardige burgers zouden opnemen.

Stern schrijft: “Stone had nooit kunnen voorzien dat de Palestijnen de volgende 62 jaar in die verschrikkelijke vluchtelingenkampen zouden blijven, niet alleen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook, maar ook in Libanon, Syrië en het huidige Jordanië. Stone kon zich evenmin voorstellen dat geen enkel Arabisch land de vluchtelingen zou opnemen en hun staatsburgerschap zou aanbieden, of dat de Palestijnse leiders zouden aandringen op het opsluiten van de vluchtelingen in de kampen met als doel hun Nakba-verhaal te dramatiseren.” [mijn vet]

In zijn latere geschriften over Israël ging Stone gelijk op met het geleidelijke verraad van links aan Israël en hij was in 1967 veranderd in een vernietigende criticus van Israël. Stone pleegde dus verraad aan zijn eigen oorspronkelijke en waarachtige verslaggeving in “This is Israel” en hij werd daarbij zeer geholpen door de zogenaamde “nieuwe historici”, Israëliërs als Benny Morris, Ilan Pappé en Avi Shlaim die in de jaren 1980 het officiële “zionistische verhaal” over de oorlog van 1948 en de stichting van de staat probeerden te “deconstrueren”. Het meest invloedrijk was het boek van Benny Morris, “The Birth of the Palestinian Refugee Problem” uit 1987.

Stern schrijft:

“Aan de hand van een schat aan documenten uit de Israëlische staatsarchieven toonde Morris aan dat niet alle Palestijnse vluchtelingen in paniek hun huizen ontvluchtten of door hun leiders werden bevolen te vertrekken. Tijdens hevige gevechten tussen Israëlische en Arabische strijdkrachten rond de strategische steden Lydda en Ramla, bijvoorbeeld, verdreven de Israëli’s duizenden Arabische inwoners en zetten hen op de weg naar de Westelijke Jordaanoever. Morris presenteerde ook gedocumenteerde gevallen van wreedheden door sommige Israëlische soldaten en onthulde dat David Ben-Gurion en andere zionistische leiders de haalbaarheid hadden besproken van de “transfer” van Arabieren uit de gebieden die door de VN aan de Joodse staat waren toegewezen.”

Morris de meestervervalser

Wat Stern niet vermeldt: Efraim Karsh heeft aangetoond dat Morris die “schat aan documenten” systematisch zéér eenzijdig interpreteerde en zelfs puur vervalste om de Joden die in de oorlog van 1948 voor het overleven van Israël vochten te kunnen beschuldigen van “etnische zuivering”. Stern vermeldt evenmin dat Karsh al in 1996 met “Rewriting Israel’s History” en in 1999 met “Historical Fictions: Benny Morris and the Reign of Error” die bronnenvervalsing aan de kaak stelde die door Morris cums suis werd gepleegd. In 1997 vatte Karsh alles samen in het boek “Fabricating Israeli History” dat in 2002 herdrukt werd. Al in “Rewriting Israel’s History” (1996) zegt Karsh:

“Morris vervalst systematisch bewijsmateriaal, zozeer zelfs dat er nauwelijks een document is waarop hij zich baseert zonder het te verdraaien en te misleiden, hetzij door een creatieve herschrijving van de oorspronkelijke tekst, hetzij door woorden uit hun verband te rukken, hetzij door teksten af te korten en daardoor hun betekenis te verdraaien”.

Stern is voorts niet duidelijk genoeg over de hoofdstelling van het eigen boek van Karsh over die vermeende etnische schoonmaak — “Palestine Betrayed” (2010) — die we vinden op pagina 8:

“De uitzonderingen die zich voordeden, in het heetst van de strijd, werden steeds gedicteerd door ad-hoc militaire overwegingen. Ze gingen bovendien gepaard met pogingen om vlucht te voorkomen en/of de terugkeer te bevorderen van mensen die gevlucht waren — op een moment dat enorme aantallen Palestijnen actief uit hun huizen verdreven werden door hun eigen leiders en/of Arabische gewapende strijdkrachten, hetzij uit militaire overwegingen hetzij om te voorkomen dat zij burgers zouden worden van de voorziene Joodse staat.” (8)

Waar Stern zegt dat “niet alle Palestijnse vluchtelingen in paniek hun huizen ontvluchtten of door hun leiders werden bevolen te vertrekken” is de stelling van Karsh sterker: het waren uitzonderingen, ingegeven door ad hoc militaire overwegingen die steeds steeds op hetzelfde neerkwamen, namelijk dat de optrekkende Joodse troepen het zich niet konden permitteren een vijandige bevolking in hun rug achter te laten.

En dan dat verhaal van die transfer-plannen — etnische zuivering! racisme! — die Stern in het spoor van Morris ook weer aanhaalt: in “Rewriting Israel’s History” (1996) stelt Karsh dat Morris zijn stelling dat het transfer-idee “een basis had in het reguliere Joodse denken, indien al niet in daadwerkelijke planning, van eind jaren ’30 en ’40” nauwelijks weet te onderbouwen.


Plan Dalet 

In de artikelen en het boek van Karsh over de “nieuwe historici” komt de term “plan Dalet” niet voor als het over “transferplannen” van de Joden gaat. Merkwaardig, want, zoals ik schrijf in mijn boek “ISRAËL BESTÁÁT — en is de meest legitieme natie ter wereld”:

“Mark Lewis wijst erop dat Israël-haters ( . . .) altijd weer komen aanzetten met dat “Plan Dalet” dat dan moet bewijzen dat de Haganah een vooropgezet plan had tot etnische zuivering. Buiten context worden dan een paar regels geciteerd uit een plan van 75 pagina’s dat, zo zegt Lewis, uitsluitend in werking zou treden in geval Arabische landen Israël zouden binnen vallen en — daar is het argument opnieuw — de Israëlische strijdkrachten geen vijandige bevolking in de rug konden dulden of als bepaalde vijandig gezinde dorpen aan belangrijke aanvoerwegen lagen. (Wie wil weten hoe belangrijk die aanvoerwegen waren, zou eens het relaas van de uithongering van Jeruzalem moeten lezen in het verslag van Zipporah Porat, ‘Letters from Jerusalem: 1947-1948‘.)”

En tenslotte die “gedocumenteerde gevallen van wreedheden door sommige Israëlische soldaten” waarvan Stern rept. Die zijn er ongetwijfeld geweest. Maar ja: oorlog hè! En misschien moet ik hier nog maar eens Arthur Koestler aanhalen. Op pagina 224 van “Promise and Fulfilment: Palestine 1917- 1949” staat de volgende passage:

“( . . .) in elk geval begingen de Joden geen individuele daden van sadisme (. . .) Maar op andere plekken werden de lijken van Joden die in Arabische handen waren gevallen gecastreerd gevonden en met hun ogen uitgestoken. ( . . .) Voor ik Tel Aviv verliet heb ik de hand gelegd op een collectie foto’s die ik aan Alexis Ladas van de Commissie van de Verenigde Naties heb doorgegeven. Ze tonen grinnikende mannen in Arabische uniformen poserend voor de fotografen met hun bajonetten verzonken in een stapel naakte en verminkte lijken en dergelijke ( . . . ) ik vermeld dit onderwerp met tegenzin ( . . .) dit soort zaken is niet begonnen met de oorlog; vanaf de dag van de eerste Joodse nederzettingen, was een Jood als hij de langs de kant van de weg vermoord werd gevonden bijna altijd verminkt.”

Stern zegt dat Morris in tegenstelling tot de meeste van zijn revisionistische collega’s niet beweerde dat het vluchtelingenprobleem opzettelijk door de Joden gecreëerd is, maar dat het ongewild uit de oorlog is voortgekomen. Ik weet niet of Morris deze stelling altijd al verdedigd heeft, daarvoor zou ik zijn werk beter moeten kennen.

Morris niet akkoord met zijn eigen verzinsels 

Voorts wist ik niet dat Morris het misbruik van zijn werk door Palmaffiose intellectuelen heeft gehekeld, na aanvankelijk geloofd te hebben dat zijn eigen kritiek op Israël ertoe zou kunnen leiden dat ook aan “Palestijnse” kant enige zelfkritiek zou ontstaan en er aldus enige verzoening of zelfs vrede zou kunnen komen. Misschien was het toen nog niet zo bekend dat de islamitische cultuur zelfreflectie en gewetensvorming uitsluit.

“Maar Morris was geschokt” schrijft Stern, “toen de Palestijnse leiders de tweede intifada lanceerden, met een campagne van zelfmoordaanslagen, net toen president Clinton hen in Camp David een genereuze tweestatenoplossing aanbood. Morris was ook verbijsterd toen hij ontdekte dat zijn onderzoek naar de oorlog van 1948 door Palestijnse activisten en westerse linkse academici werd gebruikt om de Nakba-mythe op te bouwen.” [mijn vet]

Stern citeert uit een brief die Morris in 2008 aan de “Irish Times” schreef:

“Ter ondersteuning van hun argumenten citeren Israëlhaters graag — en nog vaker verkeerd — uit mijn werk. Sta me toe enkele correcties te maken. Contra de wil van de internationale gemeenschap, zoals vervat in de Resolutie van de Algemene Vergadering van de VN van 29 november 1947, begonnen [de Palestijnen] vijandelijkheden tegen de Joodse gemeenschap in Palestina in de hoop de opkomst van de Joodse staat te vertragen en die gemeenschap misschien te vernietigen. Maar zij verloren; en een van de resultaten was de verdrijving van 700.000 van hen uit hun huizen ( . . .). Op lokaal niveau, in tientallen plaatsen rond Palestina, adviseerden of bevolen Arabische leiders de evacuatie van vrouwen en kinderen of hele gemeenschappen( . . .).

De meeste van Palestina’s 700.000 ‘vluchtelingen’ ontvluchtten hun huizen vanwege de oorlog (en in de verwachting dat zij spoedig naar hun huizen zouden terugkeren in het kielzog van zegevierende Arabische invallers). Maar het is ook waar dat er tientallen plaatsen waren, waaronder Lydda en Ramla, van waaruit Arabische gemeenschappen door Joodse troepen werden verdreven.

De ontheemding van de 700.000 Arabieren die tot ‘vluchtelingen’ werden — en ik zet de term tussen aanhalingstekens, aangezien twee derde van hen van het ene deel van Palestina naar het andere werd verplaatst en niet van hun land (wat de gebruikelijke definitie van een vluchteling is) — was niet een ‘racistische misdaad’ ( . . .) maar het resultaat van een nationaal conflict en een oorlog, met — althans vanuit moslimperspectief — religieuze ondertonen die door de Arabieren zelf was begonnen.”


Tot zover Morris, die een rake observatie doet, namelijk dat als mensen door oorlog van het ene deel van hun land naar het andere deel gedreven worden, de term “vluchtelingen” toch maar in beperkte zin van toepassing is. Jammer is dat Morris in 2008 nog niet kon weten dat Karsh in zijn boek van 2010 — “Palestine Betrayed” — zou aantonen dat de verdrijvingen niet alleen zomaar algemeen in het kader van de oorlog plaatsvonden, maar heel specifiek om reden dat de optrekkende Israëlische troepen geen vijandige bevolkingen in hun rug konden achterlaten.

Religieuze ondertonen of nazistische boventonen? 

Waar ik wel véél moeite mee heb is Morris’ term“religieuze ondertonen”. Dat is namelijk verschrikkelijke onzin, want de haat tegen de Joden én tegen de moslims die voor samenwerking met de Joden waren, werd door de grote leider Amin-al Husseini, de Moefti van Jeruzalem, puur religieus gemotiveerd. Dat begon al met de zogenaamde Nebi-Musa-rellen in mei 1920, waarin Amin al-Husseini de ophitsende leiding nam. Op 10 mei 1921 werd hij, nog geen 25 jaar oud, desondanks door de Engelsen tot Grootmoefti van Jeruzalem benoemd en bekleedde hij dus het hoogste islamitische geestelijke ambt. Hij kreeg daarmee de machtspositie om de islam geheel in dienst van zijn Jodenhaat te stellen. Het instrument van de “fatwa”, de bindende religieuze uitspraak, maakte hem tot beslisser in alle rechtskundige aangelegenheden, privé of publiek.

De aanstelling van al-Husseini is misschien wel de grootste inschattingsfout van de Engelsen geweest, want ook als Moefti hield hij niet op om met Koran en Soenna in de hand een jihadistische terreur-campagne te voeren, niet alleen tegen de Joden, maar ook tegen die Arabieren die samenwerkten met de Joden, dus tegen die Palestijnse Arabieren die inzagen dat de Joden welvaart brachten. Al-Husseini zorgde voor een steeds dwingender opleggen van de sharia, het instellen van sharia-rechtbanken en verkondigde Jodenhaat als plicht van alle moslims. Die terreur bestond concreet uit steeds meer moorden óp en geweld tégen Joden alsmede zogenaamde “collaborateurs”uit eigen islamitische kring. Het is een methode die nog steeds volop wordt toegepast door de Palmaffia’s van Abbas en Hamas en is in feite zo ingeburgerd dat geen mens het meer in zijn hoofd haalt vrede met Israël voor te stellen.

Stern geeft een paar episodes weer uit “Palestine Betrayed” die helder belichten dat de Joden aanvankelijk in het algemeen wensten dat de Arabieren zouden blijven en dat juist de eigen leiders hen opriepen te vertrekken. Stern:

“Aan de hand van gedetailleerde aantekeningen van hoofdrolspelers in Haifa geeft Karsh bijvoorbeeld een aangrijpende beschrijving van een bijeenkomst in april 1948 die werd bijgewoond door de Arabische ambtenaren van Haifa, officieren van het Israëlische leger in wording, burgemeester Shabtai Levy en generaal-majoor Hugh Stockwell, de Britse militaire commandant van Haifa. Levy, in tranen, smeekte de Arabische notabelen, van wie sommigen zijn persoonlijke vrienden waren, om hun mensen te vertellen in hun huizen te blijven en beloofde dat hen geen kwaad zou overkomen. De zionisten wilden wanhopig dat de Arabieren van Haifa zouden blijven om te laten zien dat hun nieuwe staat zijn minderheden goed zou behandelen. Maar precies zoals Stone in This Is Israël rapporteerde, vertelden de Arabische leiders aan Levy dat zij waren weggestuurd en zelfs bedreigd door het Arabisch Hoger Comité, voorgezeten door de Grootmoefti [Amin al Husseini] vanuit zijn ballingsoord in Cairo. Karsh citeert de bepaald niet pro-zionistische Stockwell die tegen de Arabische leiders zei: ‘Jullie hebben een dwaze beslissing genomen.’ Bij de beschrijving van de slag om Jaffa, de Arabische stad die grenst aan Tel Aviv, maakt Karsh gebruik van Britse militaire archieven om aan te tonen dat de Israëli’s de Arabieren opnieuw beloofden dat ze mochten blijven als ze hun wapens neerlegden. Maar de orders van de Moefti verboden dat opnieuw. Achteraf gezien is het duidelijk dat de Moefti wilde dat de Arabieren van Haifa en Jaffa zouden vertrekken omdat hij niet vreesde dat zij gevaar zouden lopen, maar dat hun vertrek de prille Joodse staat meer legitimiteit zou verschaffen.” [mijn vet]

Helaas, Aldus Stern, zal het Nakba-verhaal waarin de Joden de kolonistisch-imperialistische etnische zuiveraars en de “Palestijnen” de onschuldige slachtoffers zijn door geen enkele hoeveelheid bewijs van wat er echt gebeurd is verdwijnen. Het is de morele basis geworden voor de Palmaffia-eis van “terugkeer” en de afwijzing van het ene redelijke twee-staten-vredesplan na het andere. In feite eisen ze de opheffing van Israël.

Stern:  “De feiten over 1948 zullen ook geen indruk maken op de Europese en Amerikaanse linkse partijen die deel uitmaken van de internationale Nakba-coalitie. Het Nakba-verhaal van het zionisme als een beweging van blanke koloniale onderdrukkers die onschuldige Palestijnen tot slachtoffer maken, wordt versterkt door radicale denkwijzen die nu dominant zijn in de westerse universitaire wereld. ( . . .) Volgens de radicale professoren is er geen feitelijke of empirische geschiedenis die we kunnen vertrouwen — alleen concurrerende ‘narratieven’.”

Balataans onrecht 

Stern besluit met een paar alinea’s over het Balata Camp nabij Nablus waar samengeperst op een klein gebied de bevolking al decennia onstuimig groeit en waar het dus broeit, vooral ook doordat deze mensen door de “Palestijnse Autoriteit” van Abbas rechteloos worden gehouden. Het is onmogelijk, zegt Stern, dat Abbas aan deze Balatanen, die al decennia in ellende worden gehouden om als wapen en aanklacht tegen Israël te dienen, gaat vertellen dat de belofte van “terugkeer” die hen gedaan is bij nader inzien niet houdbaar blijkt. Dat zou nodig zijn als er een compromis-vrede met Israël zou worden gesloten. Dat gaat dus niet gebeuren.


Reacties